De dagen worden korter en de temperatuur gaat in dalende lijn. De ‘R’ is weer in de maand, dus is het weer tijd om de doodaashengels uit de kast te halen. Door het steeds slechter wordende weertype in deze periode (met vaak veel wind en regen) blijft de luxe visboot nu steeds vaker in de stalling staan en wordt verruild voor het doodaasmateriaal. Daarnaast wordt het grote water wordt verruild voor de kleinere zandwinputten.
Er wordt vaak gezegd dat karpervissers veel spul naar de waterkant slepen, maar voor de doodaasvisser geldt eigenlijk hetzelfde. Gewapend met hengels, beetmelders, swingers, paraplu, rodpod, opbergtas, stoel en diverse doodaassoorten kan de jacht beginnen; het doel is grote snoek.
Om met dood aas te vissen heeft men lange hengels nodig van minimaal 3,30 meter; dit om je aas ver genoeg te kunnen werpen. Een stevige karperhengel met een testcurve van 2,75 lb is al voldoende, maar er zijn ook doodaashengels op de markt en deze zijn ervoor gemaakt om je aas extra ver te kunnen werpen, omdat doodaashengels over het algemeen een topactie hebben en een karperhengel vaak een parabolische actie heeft.
Een hengel met topactie heeft net dat beetje extra body om je aasvis (vaak met een gewicht van 100-120 gram) wat verder te kunnen werpen; daarbij komt nog 90 gram lood en dan heb je in totaal toch een flink gewicht om mee te werpen. Mijn voorkeur gaat uit naar een hengel met kurken handvat.
Voor de doodaasvisserij gebruik ik grote molens al dan niet voor zien van een vrijloopsysteem. Het vrijloopsysteem is niet noodzakelijk, maar wel extra handig. Het vrijloopsysteem geeft je de gelegenheid je lijn mooi strak te draaien, zonder dat je de gevechtsslip hoeft te verstellen en bij een eventuele beet geef je de slinger een kleine draai en je kunt gelijk de haak zetten, zonder dat je eerst de slip nog zwaarder af hoeft te stellen.
Vis je met dyneema, en daar vis ik veel mee, dan krijgen je molens het stevig te verduren tijdens de dril. Mijn keuze is daarom gevallen op de Shimano USA 4500B Baitrunner, omdat deze molen echt robuust is en voldoende lijncapaciteit heeft.
Als hoofdlijn gebruik ik uitsluitend dyneema met een dikte van 21/00 – 30/00. Dit lijkt misschien erg dik, maar als je in de buurt van obstakels aan het vissen bent dan moet je genoeg body over hebben om de snoek weg te kunnen houden van takken of omgevallen bomen. Ook krijg je met dyneema een veel betere beetregistratie omdat dyneema geen rek heeft en doordat er geen rek in zit, kun je ook de haken beter zetten op grote afstand.
Gemak dient de mens en zo is het ook met vissen. Om niet de hele tijd naar de hengeltop te hoeven kijken, gebruiken we net als de karpervisser een beetmelder. Deze begint te piepen zodra de snoek het aas oppakt en weg zwemt. Er zijn diverse merken op de markt en het maakt echt niet uit welke je kiest, als ze maar betrouwbaar zijn en bij de eerste beet gelijk alarm geven.
Als extra hebben we nog een pike swinger gemonteerd en deze heeft twee functies. In tegenstelling tot een swinger die de karpervissers gebruiken, hangt de pike swinger bij de achterste bankstick of rodpod. We vissen immers met geopende molenbeugel en op deze manier houdt de pike swinger de lijn strak op de molen en tevens kun je op afstand zien of de pike swinger nog op zijn plaats hangt.
Als aas gebruik ik zowel zoete als zoute aasvis; het is een kwestie van vertrouwen welk aas je op welke stek gebruikt. Qua lengte kies ik voor aasvissen van 18 tot 25 cm. Stalen onderlijnen knoop ik zelf in elkaar en hiervoor gebruik ik Drennan of Fox Easy Twist. Dreggen maat 4 of 6 bij een aaslengte van 18 tot 20 cm. Neem ik groter aas dan neem ik ook grotere dreggen: maat 2 van Gamakatsu.
Statisch vissen op snoek doe ik bij voorkeur op de wat kleinere watertjes. Het te kiezen water moet aan een bepaalde voorwaarden voldoen:
1: Er moet een groot bestand aan witvis aanwezig zijn en met name veel brasem.
2: Het water moet helder en plantenrijk zijn.
Wat ik ook belangrijk vind is de bereikbaarheid, ik moet niet al te ver hoeven te slepen met mijn materiaal en wil het water minimaal van twee kanten kunnen bevissen en het liefst vanuit de zuid- of zuidwestkant. Vaak staat er in de koude periode van het jaar een snijdende zuidwestenwind en dan is het wel zo prettig om met de rug in de wind te kunnen zitten, want een statische snoekdag duurt al snel 6 tot 8 uur.
Het systeem waar ik voor 90% mee vis is de bodemmontage. De bodemmontage is de simpelste manier van statisch vissen en naar mijn mening ook de meest effectieve. De bodemmontage bestaat uit een druppellood met daaraan een runrig ringetje wat in de karpervisserij ook wordt gebruikt. Aan de hoofdlijn knoop ik een stevige speldwartel waar de onderlijn aan word bevestigd. Over de speldwartel komt nog een stopper zodat het lood niet over de speldwartel kan schuiven. Op de onderlijn prik ik dan bijvoorbeeld een sardien of voorn. Het grote voordeel van een sardien is dat de haken vrijwel altijd goed uit de aasvis los komen, omdat een sardien boterzacht wordt als deze ontdooid is. Belangrijk is dat je de sardines bevroren mee neemt naar de waterkant en ze ook bevroren werpt anders zal deze aasvis tijdens de worp al van de haken losschieten. Ik gebruik hiervoor een koeltasje waar de karpervissers hun boilies in meenemen: op deze manier blijven de aasvissen de hele visdag bevroren.
Voordat ik ga werpen, knoop ik het lood met runrig vast aan de wartel met PVA tape en zo kan ik voorkomen dat het lood tijdens de worp wegschuift van de wartel, want als het hele zaakje eenmaal op de bodem ligt, dan moet het lood ook daadwerkelijk bij de wartel liggen, anders krijg je geen goeie beetregistratie. Het PVA tape zal binnen enkele seconden oplossen en de snoek kan het aas dan vrij opnemen. Alvorens ik op een gekozen stek ga werpen neem ik mijn hengel en met behulp van het lood ga ik de taluds opzoeken. Heb ik eenmaal een talud gevonden dan plaats ik een hengel onder aan het talud neer en de andere hengel, halverwege of boven op het talud. Zo kan ik uitproberen waar ik op dat moment de meeste aanbeten krijg.
Statisch vissen is een kwestie van veel geduld, maar op een gegeven moment wordt het lange wachten beloond en het zijn doorgaans de grotere snoeken die je aas zullen pakken.
Met vriendelijke groet,
Gerard Killaars