Voor het vissen op snoek in de winter zijn havens en grachtengordels gelegen aan open water zoals de meesten wel weten, echte topstekken. Veel witvis zoekt er een stabiel onderkomen voor de winter, het water is er vaak wat ondieper dan het open water wat er aan grenst, maar toch kiezen ze voor deze plekken. In tegenstelling tot wat vaak gesuggereerd wordt, namelijk dat de vis in de winter diep water op zoekt. Over de reden waarom veel vis op deze plek overwintert valt veel te discussiëren. Ik weet net als veel anderen in ieder geval dat ik ze in de havens en grachten kan vinden. Dat is in de winter heel belangrijk omdat de vis dan veel meer bij elkaar ligt dan in de rest van het jaar, de paai uitgezonderd. Het kan dus maar zo dat tachtig procent van het water visloos is en je dus beter wat meer tijd kan steken in het zoeken van de vis, dan direct te gaan vissen. Doordat de vis in havens zo geconcentreerd bij elkaar ligt kan je hoge aantallen vangen en aangezien de vis van open water komt heb je kans dat je meerdere grote snoeken op één dag vangt. Zo ook een leuk voorbeeld van een paar uurtjes in een grachtengordel.
Vandaag hebben we niet veel tijd om te vissen maar kunnen gelukkig toch onze lijnen een paar uur nat maken. We bevinden ons op een bekend water en kiezen ervoor om direct naar de in onze ogen beste stek te varen. Van deze stek afwijken gaan we de komende uren niet doen, we weten namelijk dat ze er zitten. Nadat we een stukje langs afmeerpalen hebben gesleept met de dobbers stuur ik de boot naar het midden toe om de aasvis van de bodem af te houden. Twee meter van de palen vandaan verdwijnt mijn dobber met een plof onder, ik kan de dobber nog net onder de oppervlakte zien. Snel de boot even bijdraaien voordat we er overheen drijven en dan aanslaan. Even verlies ik hierbij de dobber uit het zicht en op dat moment is de snoek waarschijnlijk geschrokken van de boot want hij is hem opeens met een rotgang onder de palen door naar de kant gesmeerd. Nu ben ik wel even heel blij dat ik niet alleen in de boot zit. Mijn maat houd de boot tegen de palen aan en steekt de hengel onder de palen door, ondertussen ben ik op de dwarsligger geklommen. Ik neem de hengel over en kan aanslaan. Met een harde ruk wordt de haak gezet, voelt zwaar en ze wacht nog even met knokken. Zodra de snoek richting het oppervlakte komt beseft ze pas dat er iets niet klopt en neemt ze direct een forse run tussen de palen door. Ik weet echter hoe de palen onder water staan en kan de vis er probleemloos tussen door laten gaan. Ondertussen lopen ik voorzichtig over de gladde aanmeerpalen mee. Eén verkeerde stap en ik lig in het koude water, in mijn ooghoek zie ik dat mijn kameraad mij goed in de gaten houdt. De snoek geeft zich na deze run direct over, ik klauter weer de boot in en pak de snoek uit het water. Snel de haken eruit en op de foto, we schatten haar rond de meter.
Een half uur later bevinden we ons zo’n vijf meter van de plek waar we de vorige aanbeet kregen en weer verdwijnt mijn dobber onder. Deze vis besluit gewoon recht vooruit door te zwemmen. Ik vaar snel een stukje bij de palen vandaan en sla aan. Voelt goed en wordt direct beantwoord met een felle run, de slip gaat wat losser zodat ze zich lekker kan laten gaan. Na een paar runs is de vis uitgeraasd en ligt die poeslief in de oppervlakte. Snel de haken eruit en dan de boot in tillen, deze is net als de vorige alweer mooi dik en zelfs nog een stukje langer. Meetlint blijft hangen op 107 cm, dik tevreden met deze twee vissen.
Helaas blijft het de rest van de tijd stil en moet mijn maatje met lege handen naar huis. Gelukkig maalt hij hier niet erg om want we genieten samen van elkaars vangsten.
Tekst en foto’s: Timon Kooiman & Thimon Dokter