Tijdens onze eerste roofvisjaren werden de Noord-Hollandse polders onveilig gemaakt. Gewapend met een Mepps-spinners, korte bolle Bomberpluggen en Rapala’s trokken we vaak ten strijde. Weer of geen weer. Bij slecht weer werd simpelweg een brug opgezocht waar we onder konden schuilen. Dit resulteerde vaak in verbogen spinnerstangetjes, afgebroken neuslippen en kale hengeltoppen met beschadigde topogen. “Snoek vangen, veel snoek vangen” luidde het devies. Dit gebeurde dan ook. Zij het dat de snoeken stuk voor stuk niet boven de 80 cm uitkwamen.
Bij toeval kwamen we een artikel – gewijd aan het “dood aas vissen” – van Mick Brown (Engelse doodaasgoeroe) tegen op het internet. Het zag er allemaal wat raar uit zo’n halve makreel in een takel gehangen. We achtte de kans dat we op die manier een zoetwaterhaai aan de haak zouden slaan groter dan het vangen van een dikke snoek. Maar goed, na honderden kleine snoeken gevangen te hebben met spinnertjes en allerlei ander klein kunstaas trokken we in februari 1999 toch de stoute schoenen aan en waagden we een poging. Er werd een redelijk diep cultuurwater uitgekozen waarvan we wisten dat er grote snoeken zwommen. Het betreffende water was niet bepaald makkelijk, daar de snoeken heel vaak met kunstaas werden belaagd. De dikke dames kenden dus de klappen van de spreekwoordelijke zweep. Een doodaassessie zou dus in onze ogen weleens soelaas kunnen bieden.
Een druilerige zondagmorgen in februari moest uitsluitsel geven. De halve makrelen en delen geep (als je ze immers op makreel kan vangen, waarom dan niet op geep) plonsten in willekeurige volgorde in het water. We namen plaats op een houten parkbankje. Het grote wachten kon beginnen! In het artikel van Mick Brown werd de lezer al gewaarschuwd dat deze over voldoende zitvlees moest beschikken. Je vist immers op de specimens van een water en hiervan heb je er maar een handvol per water. Het eerste uur ging voorbij. Niets. Tweede uur. Niets.
Onze gedachten dwaalden al af naar kniediepe poldersloten gevuld met kleine snoekjes, strakke lijnen en bekraste pluggen. Deze gedachten werden echter ruw verstoord door een dobber die over het wateroppervlak schoot. Het zal toch niet!? De eerste seconden na de aanslag namen alle twijfel weg. Een knappe vis. Na een aantal minuten zagen we een schim. Dit was een serieuze snoek. De slip werd wat losser gedraaid en bij elke uitbraak van de snoek liep het ons dun door de broek. De snoek was na een tiental minuten redelijk moegestreden. Wij zagen onze kans schoon en schepten het kolos. Na een meetbeurt werd een dikke “high five” gegeven. 106 hele centimers. De eerste metersnoek was een feit!